Menno Weij: “Wetgevende instanties moeten duidelijkheid scheppen over het verwerken van bijzondere persoonsgegevens”

Menno Weij

Menno Weij is advocaat bij SOLV, een Amsterdams advocatenkantoor gespecialiseerd in de nichegebieden media, technologie en communicatie. Zelf houdt Weij zich voornamelijk bezig met technologie- en privacy-gerelateerde zaken. Daarnaast begeleidt hij ondernemers bij startup-incubator IncPlus en is hij betrokken bij VraagHugo.nl, waar ondernemers zelfstandig juridische zaken kunnen regelen. Hoewel Weij zelf geen ervaring heeft met procederen in vergeetrecht-zaken, komt hij in de privacy-praktijk regelmatig in aanraking met het vergeetrecht, waar hij een duidelijke mening over heeft gevormd. Onlangs sprak hij hierover bij BNR Nieuwsradio en schreef hij samen met Lora Mourcous een artikel over drie jaar het vergeetrecht in de Nederlandse rechtspraak (Tijdschrift voor Internetrecht, nr.4, 2017). In dit interview licht Weij zijn opvattingen over het huidige vergeetrecht verder toe.

Wat is in algemene zin je mening over het vergeetrecht?

“Het vergeetrecht creëert een probleem, en dit probleem zit met name in de hoek van de bijzondere persoonsgegevens. Door het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens zitten zoekmachines knel. Ook andere goede initiatieven, zoals het plan van Facebook om suïcidale mensen te helpen, kunnen niet worden gelanceerd in Europa. De bal ligt bij de wetgevers om duidelijkheid te creëren hierover, want nu gebeurt daar niets mee. Ik vind het verbod een veel te grote beperking, de balans moet beter. Overigens heb ik geen probleem met het vergeetrecht voor gewone persoonsgegevens, dat is denk ik werkbaar. Maar ik vind het terecht dat Google meer duidelijkheid eist over het verwerken van bijzondere persoonsgegevens. Autoriteiten of wetgevers moeten hier duidelijkheid in scheppen.”

Verwacht je dat deze duidelijkheid er snel zal komen?

“Ik hoop het, en met die hoop gaat de verwachting gepaard. Maar die duidelijkheid had er al veel eerder kunnen zijn. Het feit dat die er nog niet is, zegt denk ik al heel veel.”

In het mede door jou geschreven artikel in het Tijdschrift voor Internetrecht wordt gesteld dat het Europese Hof een voorkeur lijkt te hebben voor het recht op privacy, ten opzichte van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie. Kun je dit toelichten?

“Heel veel mensen leiden uit de Costeja-zaak af dat de rechter het belang van privacy van de betrokkene boven het belang van vrijheid van meningsuiting en informatie stelt. Ik zou zelf niet weten waarom de balans in het voordeel van de betrokkene zou moeten liggen. Dat is ook helemaal niet de strekking van artikel 8, daarin staat niet dat het belang van de betrokkene voorgaat. Omdat in de praktijk wel zo wordt geoordeeld, staan zoekmachines ten onrechte met 1-0 achter.”

Wat zou, volgens jou, in een zaak met even zwaarwegende argumenten voor zowel de privacy van de betrokkene als het belang bij vrijheid van meningsuiting en informatie, de voorkeur moeten krijgen?

“Dat is lastig te zeggen. De vraag is even of dit zich snel voordoet. Indien wel, dan is dit dus ook een voorbeeld dat wettelijk de schoen wringt. Ik kan me wel voorstellen dat je bij een volledig gelijke weging toch het privacybelang laat prevaleren, maar eigenlijk kom je klem te zitten. En dat is mijn punt: je moet niet klem komen te zitten door wetgeving. Ik kan heel goed begrijpen dat Google bij twijfel dergelijke afwegingen daarom doorschuift naar de rechter, die de knoop moet doorhakken. Maar het wordt er zo allemaal niet praktischer op.”

Welke ontwikkelingen verwacht je de komende tijd op het gebied van het vergeetrecht?

“Zolang de wetgever en Autoriteit Persoonsgegevens stil zitten krijg je gevechten tussen zoekmachines en betrokkenen, die tot de hoogste rechter worden uitgevochten. Ik ben heel benieuwd wat daar gaat gebeuren, want nogmaals, de wet is klip en klaar als het gaat over bijzondere persoonsgegevens. Google mag deze gewoon niet verwerken en ze komen niet in aanmerking voor een uitzondering. Ik denk dat er sprake is van een weeffout in de wet. Het is eigenlijk raar dat er een bericht terecht op het internet staat, maar dat een zoekmachine dit vervolgens niet mag indexeren. Ik krijg dit bijvoorbeeld niet aan mijn moeder uitgelegd.”

Er speelt op dit moment een rechtszaak tussen de Franse Commission Nationale de l’Informatique et des Libertés (CNIL) en Google, waarin CNIL eist dat Google zoekresultaten wereldwijd gaat verbergen, in plaats van alleen in Europa. Wat vind en verwacht je hiervan?

“Het is uiteindelijk Europese wetgeving, dus ik denk dat het heel lastig uit te leggen zal zijn dat een extraterritoriaal verbod opgelegd kan worden. Ik zie niet wat de rechtvaardiging is om het vergeetrecht aan de hele wereld op te leggen. Veel zal afhangen van de formele rechtskracht van bijvoorbeeld de AVG, en wat de rechter op basis daarvan zal beslissen, maar ik zou het persoonlijk erg ver vinden gaan.”

Verwacht je nog bepaalde ontwikkelingen binnen de Nederlandse rechtsspraak of de Autoriteit Persoonsgegevens omtrent het vergeetrecht?

“Dat is moeilijk te voorspellen, ik spreek vooral de hoop uit dat de wetgevende instanties iets aan de huidige weeffout omtrent bijzondere persoonsgegevens zullen doen.”